Erfgoed van de toekomst

Door Gerrit Prins

In het boek “Niet bang voor het nieuwe”[1] blijft mijn aandacht even hangen bij deze passage op pagina 239: “Iedere generatie betreedt het erfgoed van het verleden en bouwt daarop verder; maar zij heeft tegenover het verleden de vrijheid van kiezen en verwerpen. Zij wijst af wat zij als verouderd aanvoelt, zij eigent zich toe en zet voort wat levend is gebleven en naar de toekomst wijst.”

De generatiekloof

De meeste (toekomstige) jongeren leren het orgel niet meer kennen, laat staan het als waardevol klinkend erfgoed waarderen. Hooguit dat de biblebelt nog wat orgel-ervaring doorgeeft, maar of dat leidt tot een positieve interesse ….. De leider van de Christen Unie, Gert Jan Segers haat orgels en ik heb zo’n donkerbruin vermoeden hoe dat zover heeft kunnen komen ……

Aan de andere kant van het spectrum zie je de in hoofdzaak grijze mannen, voor wie elk orgel heilig is en te allen tijde behouden moet blijven. Maar voor wie eigenlijk. Kunnen zij niet beter plaats maken voor de nieuwe en toekomstige generaties om hen de gelegenheid te bieden dit “erfgoed van het verleden” te betreden?

Erfgoed van het verleden? 

Zeker, gelet op de verwevenheid met de kerkelijke wereld kunnen we bijna gaan spreken van een verleden. Orgels zijn met dat verleden onlosmakelijk verbonden.

Ook zeker, het aantal orgelconcerten is talrijk en in veel steden en dorpen vinden belangwekkende orgelevenementen plaats, maar de participatie daarin van jongeren is minimaal te noemen.

O, zegt u, dat is nog nooit anders geweest. Je moet nou eenmaal wat ouder zijn om de orgelcultuur te begrijpen, te kunnen “lezen”.  Dat zal waar zijn, maar ik ben er van overtuigd, dat de belangstelling ervoor in een veel eerder levensstadium is gewekt.  Iets van een sprankelende orgelcultuur heeft je op jonge leeftijd al even aangeraakt, zeg maar besmet inclusief een lange incubatietijd.

Dus ja, “Erfgoed van het verleden” is een dreigend perspectief. Kunnen we het tij keren?

Erfgoed van de toekomst, naar een nieuwe culturele en maatschappelijke verankering

Behoudzucht is geen garantie voor een bloeiende toekomstige orgelcultuur. Daar is meer voor nodig: een nieuwe culturele en maatschappelijke verankering.

Culturele verankering, want het orgel moet loskomen van de kerkelijke inbedding en deel gaan uitmaken van de brede (muziek)cultuur. Behalve de koestering van de historisch gegroeide orgelcultuur vraagt dat om veel meer samen optrekken met andere cultuuruitingen, zoals film (de eerste stappen zijn gezet), literatuur, dans. En waarom dagen we componisten en organisten niet uit de terreinen van orgelpop of orgeljazz te betreden en te verkennen. Nee, dan bedoel ik uiteraard niet een zouteloze “hoor-mij-eens vertolking” van Beatlenummers, Yesterday of zo.  Daarmee boei je nieuwe generaties niet. Veeleer gaat het om het gebruik maken van de unieke eigenschappen van het instrument om daarmee iets wezenlijks nieuws toe te voegen aan de (populaire) muziekcultuur.

Maatschappelijke verankering, want nu het kerkelijk anker in veel gevallen gelicht is, zullen andere instituties in de samenleving – klein en groot – de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen om het beheer van het klinkend erfgoed veilig te stellen. Dat is niet hetzelfde als ongelimiteerde behoudzucht met veel kosten voor het louter in standhouden van de instrumenten. Nee, het moet maatschappelijk beheer zijn ten dienste van de culturele verankering. Met andere woorden, een actief gebruik van het instrument als onderdeel van een brede muziekcultuur.

Alleen dan maken we kans dat volgende generaties dit klinkend erfgoed betreden en het zich toe-eigenen.

Veel kerkgebouwen zijn de orgels voorgegaan. Vele ervan hebben nu een culturele- en/of ontmoetingsfunctie. Ik zou zeggen, laten we ons op die locaties focussen en op zijn minst een poging wagen het orgel een entree te geven tot nieuwe publieksgroepen en aldus zijn emancipatie op gang brengen.


[1] Herbert Frank in een vertaling van Margaretha Ferguson: Niet bang voor het nieuwe, honderdjarig gevecht voor moderne kunst”